Agnus Dei, Altaar stuk

 

Met het verdwijnen van de religie in onze cultuur zijn we ook de woorden en beelden verloren om een aantal belangrijke levensthema’s te benoemen.  We hebben moeite onderwerpen als verdriet, slachtofferschap, schuld, vergeving, weerloosheid, lijden en de vraag naar de zin van het lijden te verwoorden in een gemeenschappelijke taal. En het lijkt voor ons vrijwel onmogelijk  geworden dergelijke thema’s te sublimeren: ze boven het niveau van het  alledaagse en incidentele uit te tillen.

Stille marsen, arena begrafenissen, bloemen bij een boom…. het zijn pogingen om tot nieuwe rituelen te komen met een bijna religieuze pretentie.  Maar sterke rituelen hebben wortels nodig in een collectief onbewuste, anders blijft het bij vluchtige vormen, gedoemd tot oppervlakkigheid.

Genoemde thema’s zo oud als de mensheid en door alle eeuwen heen heeft de mens geprobeerd via mythe en religie, via beelden en verhalen de diepste betekenissen te verstaan en er over te communiceren binnen de gemeenschap.

Hoewel mythe en religieuze verhalen langdurig meegaan,  zijn ook zij aan veroudering  en slijtage onderhevig, zeker in een snel veranderende cultuur als de onze. Ik probeer daarom  eigentijdse beelden te creeren die versleten symbolen nieuw leven inblazen en daarmee verstaanbaar  en betekenisvol worden in onze tijd.

Over de gebruikte symbolen

Een altaar is een oertafel waarop de mens het kostbaarste resultaat van zijn inspanning omhoog tilt als een gave aan de schepper. Een gave uit dankbaarheid, maar soms ook als als erkenning van het feit dat het leven niet van hem is,  als eerbetoon aan het hogere, of als genoegdoening bij eigen falen.

In dit kunstwerk wordt het altaar gevormd door gestapelde kranten, een enorme verzameling van menselijk gedoe: successen en bewijzen van onvermogen passeerden in grote hoeveelheden tijdens het stapelen. Het is daarmee ook een samenballing van menselijk verdriet. De totale betekenis van de stapeling wordt samengevat in de bovenste krant die de titel  draagt “de mens is tot alles in staat”. Deze titel boven een artikel over de Holocaust en staat naast een foto van een concentratiekamp.

Op dit altaar van het lijden wordt het lam gelegd met zijn kop naast de foto. Het lam als symbool van tijdloze onschuld. 

Staande in een grote open ruimte van een museumzaal werkt het altaarstuk als een magneet.
Iemand zei: ‘voor mij is het reclame voor vegetarisme’. Dat mag. Maar veel anderen herkenden er de kwetsbaarheid van het onschuldige slachtoffer in. Dan was er sprake van ontroering

In de christelijke traditie vereenzelvigt God zich met dit lam. De hoogste macht kiest er vrijwillig voor één te worden met het kwetsbare slachtoffer van destructieve krachten. Het zinloze, banale lijden wordt verhoogd tot iets dat uitstijgt boven zijn eigen formaat en krijgt betekenis in het kader van verlossing. Waar de destructieve kracht zocht te vernietigen ziet het zijn slachtoffer getransformeerd tot iets van ultieme waarde: het sterven brengt leven voort.

Als mens speel ik in dit hele gebeuren een dubbelrol. Ik ben zowel de beul als het slachtoffer. De ene keer beschadig ik (zonde), de andere keer word ik beschadigd. God gaat staan aan de kant van de slachtoffers en veroordeelt de dader.

Kinderen rond het lam, Agnus Dei tijdens de Paasexpositie in de Marekerk in Leiden